Vennootschapsrecht en aansprakelijkheid van de bestuurders

Ons Wetboek van vennootschappen voorziet in verschillende vormen van handelsvennootschappen: coöperatieve vennootschap, naamloze vennootschap, BVBA, commanditaire vennootschap, enz.

Het onderscheid tussen die verschillende vennootschapsvormen is niet zonder belang, aangezien de vorm bepalend is voor de kapitaalvereiste en een aantal fundamentele werkingsregels.

In een BVBA is de toegang tot het kapitaal doorgaans vergrendeld, in die zin dat voor de instap in het kapitaal van een nieuwe aandeelhouder een bijzondere meerderheid is vereist.

Hetzelfde geldt voor coöperatieve vennootschappen.

In naamloze vennootschappen daarentegen geldt de basisregel dat aandelen vrij overdraagbaar zijn. Daaruit volgt dat in dat type van vennootschappen de relaties tussen aandeelhouders moeten worden geregeld via bijzondere aandeelhoudersovereenkomsten, waarin bijvoorbeeld een voorkeursclausule of “first refusal” clausule en mechanismen voor de proportionele vertegenwoordiging in de raad van bestuur zijn opgenomen.

In ieder van deze types van vennootschappen is de aansprakelijkheid van de bestuurders een erg belangrijke zaak. In de loop der jaren zijn de gevallen waarin de aansprakelijkheid van de bestuurders wordt ingeroepen, sterk toegenomen: vordering van de vennootschap (actio mandati), gemeenrechtelijke vordering op basis van artikel 1382 van het burgerlijk wetboek, bijzondere aansprakelijkheid in een reeks van gevallen.